De donderdag is de drukste dag in Guamote. Ook bezoekers begrijpen dat ze de markt van Guamote niet links of rechts kunnen laten liggen, het is te zien uit welke richting ze komen. Ik geef die dag dan ook geen les en help in de voormiddag inkopen met de kokkin Juanita. We gaan meteen naar de overdekte aardappelenmarkt, een plein volgestouwd door verkopers met grote zakken aardappelen. Juanita voert de onderhandelingen. De verkoopster vraagt zes dollar voor vijftig kilogram patatten. Juanita zegt vier. De verkoopster vijf en dat woord is nog niet koud of we bieden vier vijftig. Geen akkoord. Juanita drentelt rond de zak aardappelen. Haar hand haalt kleine aardappelen naar boven om de hoge prijs aan te tonen. Verkocht. De man telt drie keer het kleingeld na en telt maar vier veertig met nog tien cent in zijn linkerhand.
Wanneer uiteindelijk iedereen akkoord is geef ik me aan als vrijwilliger om de goed gevulde zak thuis te brengen. Het wordt mij steevast afgeraden maar ik ben van goede wil tijdens de marktdag. Zwaar beladen loop ik de trap op naar de straat en om het hoekje moet ik het afleggen. Zwetend, afziend en mezelf volledig overschat rust ik even uit. Ik wordt door de verkopers en verkoopsters rondom me afwachtend bekeken. Een tienermeisje kijkt even voordat ze een even grote zak wortelen wegdraagt. Er lopen nog meer mensen met dezelfde last voorbij. Een kleine meneer van amper één meter vijftig loopt gebogen de weg op met maar liefst twee van de zelfde zakken op zijn rug. Ik denk even dat ik droom. Na drie pogingen geraak ik weg op maar mijn schouder houdt het niet lang vol en ook met beide handen voor het lichaam zal het niet lang duren. Tijdens de enorme draaglast flitsen de gedachten snel en hevig door mijn hoofd. Ik beklaag hier iedere boer en dat zijn ze veruit allemaal. Een drager of een fietskarretje kost vijftig cent maar Juanita heeft afgeboden tot vier dollar vijftig en we gaan hier vandaag geen vijf dollar betalen. Die vijftig cent is me meer waard dat al het geld van de wereld. Het volgende muurtje biedt me bijna halfweg een rustpauze aan.
Mijn derde poging gaat iets beter, een beetje voorover gebogen om de schouder te sparen maar het blijft een slecht keuze. Bij het derde en laatste tussenstation ben ik blij een collega te zien. Hij tilt de zak mee achter mijn hoofd voor de laatste twee honderd meter. Zo gaat het een stuk beter en trots en voldaan leg ik de zak aardappelen in de patio. Ik heb op deze hoogte gelopen, gevoetbald, gefietst en gewandeld in de hoge Andes maar in een half jaar tijd in Ecuador nog nooit zo afgezien als nu. De mensen die ik nu allerhande vrachten zie meeslepen zijn niet zomaar meer voorbijgangers meer maar lotgenoten. Ik heb hun lot gedragen gedurende een halve kilometer. De mensen en de markt zijn geen poppenkast die vragen om foto's maar mensen die ieder kwartje verdienen door keihard te werken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten