Het schooljaar eindigt de eerste week van juli. Na een half jaar Guamote prijs ik me gelukkig dat ik dankzij dit vrijwilligerswerk deze nieuwe wereld te zien kreeg. Vele mensen kunnen zich hier immers niet voorstellen hoe de wereld is waar ik vandaan kom. Het is een heel andere dimensie voor mensen die amper in het stadje Guamote komen, zelden naar de provinciehoofdstad komen en misschien nooit de hoofdstad zullen zien. Andere landen kent men van familieleden die emigreerden.
Het is niet altijd een lachertje geweest maar meer dan de moeite waard. Iedere school heeft haar eigen charmes (dat ondervond ik tijdens mijn middelbaar al). Maandagochtend is voor mij de meest intensieve van de hele week. Dan passeer ik in drie uur tijd in vier klassen met minstens honderd leerlingen. Mijn woorden ‘how are you’ worden na een half jaar nog steeds herhaald in plaats van een antwoord te geven alsof ik nieuwe woordenschat aanleer. Een job die veel voldoening geeft, leerkracht. Om half elf stormen de leerlingen naar het eetkraampje om met een ei, fruit, rijst of snoep tegen enkele tientjes de honger te stillen. Speeltijd betekent klimmen, ploeteren, de haren nat maken en niet te vergeten de drie voetbalwedstrijden die door elkaar heen in dezelfde twee doelen worden gespeeld. Een half uur later staat men in geen tijd terug in rijen om ter plaatse marcherend het volkslied van Guamote ter ere van de jeugd of het strijdlied van Simon Bolivar ter ere van Latijns-Amerika te scanderen. Anderhalf uur en een zestigtal leerlingen later gaat iedereen naar huis.
De overige ochtenden beginnen met een autorit waarbij de kofferbak dankbaar wordt ingenomen door mensen met spade of houweel of met levensmiddelen die het enige winkeltje van de gemeenschap bevoorraden. De auto moet uitwijken voor een kudde schapen, langs slapende varkens, etende koeien, zwaaiende mensen die het veld bewerken en iedere gelegenheid eren om de gebogen rug te rechten, steil omhoog, diepe putten, stromende rivieren, rokende vulkanen, geklop op de achteruit om de kooferbak te verlaten, even langszij komen om te betalen, “laat maar”, “Dios le paguen”/”God zal het u lonen”.
Na een altijd warm onthaal van de leerlingen gaan we naar het klaslokaal. De computerleraar en ik. We leerden kledij, fruit, dieren, werkwoorden, tellen en nog zo veel meer. Daarboven is het vaak zo koud dat de les over het lichaam aan de hand van ochtendgymnastiek gebeurde. De neus gaat er maar niet in want ‘No Sé’ betekent ‘ik weet het niet’.
In de les over de dagen en maanden vraag ik de leerlingen naar hun geboortedatum. "No Sé". Een leerling meent dat het elf september moet geweest zijn. De verassing is nog groter wanneer blijkt dat ze in 2001 geboren zijn. Ongeloof wanneer drie van de tien leerlingen op 9/11 zouden verjaren. Zouden de kinderen hun verjaardag niet kennen? En ook geen verjaardagsgeschenken krijgen? In de meest afgelegen gemeenschap staan twee leerkrachten in voor de hele school. Wanneer een van hen, tevens directeur, de leerlingenfiches uit de schuif haalt, blijkt dat er een leerling volgende week verjaart. De klas kijkt vol onbegrip maar de gelukkige vindt het best wel leuk. Net zoals iedereen het leuk vindt om eens twee andere leerkrachten te zien, voor Engels en computer.
Wanneer ik maandagochtend van mijn sokken wordt geblazen door dertig leerlingen waarvan er slechts vijf met de armen gekruist, hoofd vooruit, en lippen op mekaar naar mij kijken, zou ik het liefst een verdwijntruck toepassen. Een wijsheid zegt dat je altijd terugkrijgt wat je zelf verwezenlijkt. Toch ben ik tevreden dat er niet iemand zoals mezelf in dat klaslokaal zit. Sommigen komen wel aardig in de buurt. Desondanks weet ik nu al dat het een gemis gaat zijn zonder de vierhonderd in het blauw geklede bengels en honderdtal prinsen en prinsessen uit de schooltjes in de bergen, tijdens het weekeinde niets minder herders en herderinnen. Daarbij nog eens zestig volwassenen eens in het klaslokaal opnieuw tientallen jaren jonger. Meestal zijn dat arme landbouwers die zich bijscholen op zaterdag en daar in het Engels moeten leren spreken. Mijn jongste leerling is vijf jaar oud, de oudste heeft vier kleinkinderen. Ten slotte heb ik een negentigtal collegestudenten waarvan de helft af en toe de weg niet vindt naar het klaslokaal, de bus mist en om allerhande handigheden niet in de les geraken. ‘One year is enough’ (in een klaslokaal) denk ik nu, maar wie weet denk ik daar binnen drie maanden terug in België anders over.
Nu ga ik uitblazen op de Chimborazo vulkaan en nadien de oriente en de kust ontdekken... Aaaah vakantie
Geen opmerkingen:
Een reactie posten