Mijn vakantiebestemming is dit jaar, niet verwonderlijk, Ecuador. Gedurende twee weken trek ik samen met een groep uit eigen land weg van mijn thuis in Guamote naar andere mooie plaatsen in Ecuador. In het Amazonegebied voerde een bootje me naar een klein paaldorp. In de jungle heb ik ook vele aapjes ontmoet. Na een wandeling ben ik ziek geworden. 'Overdaan' zou de oorzaak kunnen zijn. Diarree en koorts waren mijn deel. Eenmaal terug in het hooggebergte genas ik al snel maar na twee nachtjes te slapen op de houten vloer in een gemeenschap loop ik rond met een verkoudheid. Ik ben nu in Cuenca, vier uur ten zuiden van Guamote. Maandag naar de kust walvissen zien en een nacht mee op de oceaan om te vissen. Later op de maand meer verhalen en foto´s.
Voor al die met vakantie: veel plezier
voor zij die aan het werken zijn: goede moed.
23 jul 2011
7 jul 2011
Andinisme
De vele bezoeken aan de grote, witte vulkaan hebben me zin gegeven om de berg hogerop te ontdekken. Ik klom enkele bescheiden keren zonder gids, maar alleen de hoogte in gaan terwijl de herberg steeds kleiner wordt is bevreemdend, zeker wanneer de mist rondom optrekt. Een maand geleden heb ik de gids gecontacteerd zodat ik me fysiek kon voorbereiden om de hoogste vulkaan van Ecuador te beklimmen. Om zes uur in de ochtend liep ik langs de spoorlijn waar geen honden me konden storen. Er werd me aangeraden om te acclimatiseren op andere vulkanen die minder hoog reiken. Door de beperkte tijd koos ik met een beetje lef en de nodige domheid meteen de grootste. Bovendien is de Chimborazo vanaf de aardkern de hoogste ter wereld en dus het dichtst bij de zon en de sterren van op de aarde. Het weekend voor de klim sliep ik in de eerste ruime berghut op 4800 meter hoogte. Het vriest daar ’s nachts. Ik hoop intussen voldoende geacclimatiseerd te zijn om op aan de klim van 6310 meter te beginnen.
Om het middaguur ontmoet ik de chauffeur en ook de gids, Julio. Enkele uren later zijn we in de tweede berghut op vijf duizend meter hoogte. Na het avondmaal, gaat iedereen naar bed; een Engels koppeltje met twee gidsen en nog twee Ecuadoranen waarvan een gids en een toerist. Het is moeilijk om te gaan slapen op dat uur, op die hoogte en met de nakende klim in gedachten. Ik doe geen oog dicht. We nemen om middernacht 'ontbijt' met coca-thee.
We vertrekken in het duister met een licht om het hoofd. Het eerste uur volg ik het strakke tempo van de twee Ecuadoranen voor me. We zijn al snel bij het ijs gedeelte en binden er onze ijzers aan de botten vast. Met een klimtouw verbindt de gids zijn lot aan het mijne. Het is ook tijd om het houweel te gebruiken om voetstappen uit te kappen en omgekeerd als wandelstok. De steile harde stukken ijs zijn niet gemakkelijkHet Engels meisje keert terug en iets later ook haar vriendje. Er ligt weinig sneeuw en door mindere grip moeilijk om te klimmen. Op de gletsjer is iedere stap cruciaal om niet naar beneden te donderen. Ik probeer iedere vorm van paniek te relativeren, die komt opzetten om het gevaar van de klim en de gedachte dat ik heel deze weg nog terug moet. Na al die hellingen zijn we aan ‘El Castillo’ gekomen, een grote rotsblok op 5350m. We zijn twee uur onderweg en dat is een toptijd. Hier begint de klim op de bergkam met eeuwige sneeuw.
De bergkam is een lange rechte strook die maar liefst negenhonderd meter stijgt tot de ‘veintemilla’, de eerste top op 6265 meter. Van aan de berghutten lijkt de bergkam een licht oplopende strook. In werkelijkheid is de stijgingsgraad gemiddeld 40 graden. Men doet er minstens vier uur over. De gids vertelt me dat ik nu best veel drink maar bijna al mijn drankflesjes zijn bijna bevroren en het is snel duidelijk dat ik een thermos mis. Drinken is cruciaal bij inspanning en zeker op deze hoogte.
De voorbije vier uur hebben we amper gerust en snel doorgewandeld. Julio zegt dat we voor zijn op schema om de top te bereiken. Ondertussen waait de wind en sneeuwval al twee uur hevig in onze richting. Op zesduizend meter hoogte voel ik de vermoeidheid en de hoogte toeslaan. Ik heb bijna 24 uur niet meer geslapen. Het wordt steeds moeilijker om door te zetten. De rustpauzes worden frequenter en langer. Telkens wanneer ik rust kijk ik omhoog en net als de voorbije twee uur schijnt mijn licht tegen een identieke steile besneeuwde helling aan. Door te vaak te gaan rusten en het ijskoude water vat ik steeds meer koude. Julio vraagt of ik nog kracht heb. Negatief. Ik probeer nog eens. Ik vraag hoe lang het nog is. De eerste top is slechts een dertigtal meter hoger maar zo steil dat het nog 15' tot 20' lang kan duren. Het laatste stuk stijgt tot 50 graden. De gids trekt aan de koord maar ik kan niet meer. Hier stopt het avontuur, 6230 meter hoog. Ik zeg dat ik leeg ben. Ik besef dat ik mijn doel ga missen maar op is op.
De Ecuadoriaanse gids en andere klimmer komen ons voorbij gestrompeld. Een kruipt op handen en voeten voort, ze kunnen geen woord uitbrengen. De gids klopt tweemaal zijn vuist tegen de mijne. Zij gaan voort, wij keren terug. Ik mag de terugweg voorop stappen. Ik val voorover, achterover, op mijn zij om de zoveel passen. We moeten een hele weg terug. Het zal nog drie uur duren. Ik wil slapen. Op het einde van de strook val ik opnieuw, we moeten de gletsjer nog afdalen en alle andere steile stukken. Ik blijf liggen, wel tien minuten. Julio is geduldig. Hij stelt voor dat we uit de wind uitrusten. Nog enkele keren moet Julio de koord strak houden om geen helling af te duiken. Langzaam aan kom ik opnieuw bij positieven en kan nog anderhalf uur goed afdalen. Het daglicht is intussen daar en ik zie onder ons wolken.
Om 7u30 zijn we terug in de hut. We zien rond dat uur de twee Ecuadoranen van de berg stappen, zij hebben de Wymper top op 6310 wel bereikt. Ik slaap de hele namiddag lang door en ik voel me s’avond alsof ik een enorme kater heb. Het is duidelijk dat ik enkele dingen over het hoofd heb gezien. De hevige sneeuw en wind zijn wel heel erg tekeer gaan. Ik was niet sterk genoeg om door te zetten maar een reuze ervaring op de ‘grote witte’ of de ‘slapende reus’ was het in ieder geval.
Om het middaguur ontmoet ik de chauffeur en ook de gids, Julio. Enkele uren later zijn we in de tweede berghut op vijf duizend meter hoogte. Na het avondmaal, gaat iedereen naar bed; een Engels koppeltje met twee gidsen en nog twee Ecuadoranen waarvan een gids en een toerist. Het is moeilijk om te gaan slapen op dat uur, op die hoogte en met de nakende klim in gedachten. Ik doe geen oog dicht. We nemen om middernacht 'ontbijt' met coca-thee.
We vertrekken in het duister met een licht om het hoofd. Het eerste uur volg ik het strakke tempo van de twee Ecuadoranen voor me. We zijn al snel bij het ijs gedeelte en binden er onze ijzers aan de botten vast. Met een klimtouw verbindt de gids zijn lot aan het mijne. Het is ook tijd om het houweel te gebruiken om voetstappen uit te kappen en omgekeerd als wandelstok. De steile harde stukken ijs zijn niet gemakkelijkHet Engels meisje keert terug en iets later ook haar vriendje. Er ligt weinig sneeuw en door mindere grip moeilijk om te klimmen. Op de gletsjer is iedere stap cruciaal om niet naar beneden te donderen. Ik probeer iedere vorm van paniek te relativeren, die komt opzetten om het gevaar van de klim en de gedachte dat ik heel deze weg nog terug moet. Na al die hellingen zijn we aan ‘El Castillo’ gekomen, een grote rotsblok op 5350m. We zijn twee uur onderweg en dat is een toptijd. Hier begint de klim op de bergkam met eeuwige sneeuw.
De bergkam is een lange rechte strook die maar liefst negenhonderd meter stijgt tot de ‘veintemilla’, de eerste top op 6265 meter. Van aan de berghutten lijkt de bergkam een licht oplopende strook. In werkelijkheid is de stijgingsgraad gemiddeld 40 graden. Men doet er minstens vier uur over. De gids vertelt me dat ik nu best veel drink maar bijna al mijn drankflesjes zijn bijna bevroren en het is snel duidelijk dat ik een thermos mis. Drinken is cruciaal bij inspanning en zeker op deze hoogte.
De voorbije vier uur hebben we amper gerust en snel doorgewandeld. Julio zegt dat we voor zijn op schema om de top te bereiken. Ondertussen waait de wind en sneeuwval al twee uur hevig in onze richting. Op zesduizend meter hoogte voel ik de vermoeidheid en de hoogte toeslaan. Ik heb bijna 24 uur niet meer geslapen. Het wordt steeds moeilijker om door te zetten. De rustpauzes worden frequenter en langer. Telkens wanneer ik rust kijk ik omhoog en net als de voorbije twee uur schijnt mijn licht tegen een identieke steile besneeuwde helling aan. Door te vaak te gaan rusten en het ijskoude water vat ik steeds meer koude. Julio vraagt of ik nog kracht heb. Negatief. Ik probeer nog eens. Ik vraag hoe lang het nog is. De eerste top is slechts een dertigtal meter hoger maar zo steil dat het nog 15' tot 20' lang kan duren. Het laatste stuk stijgt tot 50 graden. De gids trekt aan de koord maar ik kan niet meer. Hier stopt het avontuur, 6230 meter hoog. Ik zeg dat ik leeg ben. Ik besef dat ik mijn doel ga missen maar op is op.
De Ecuadoriaanse gids en andere klimmer komen ons voorbij gestrompeld. Een kruipt op handen en voeten voort, ze kunnen geen woord uitbrengen. De gids klopt tweemaal zijn vuist tegen de mijne. Zij gaan voort, wij keren terug. Ik mag de terugweg voorop stappen. Ik val voorover, achterover, op mijn zij om de zoveel passen. We moeten een hele weg terug. Het zal nog drie uur duren. Ik wil slapen. Op het einde van de strook val ik opnieuw, we moeten de gletsjer nog afdalen en alle andere steile stukken. Ik blijf liggen, wel tien minuten. Julio is geduldig. Hij stelt voor dat we uit de wind uitrusten. Nog enkele keren moet Julio de koord strak houden om geen helling af te duiken. Langzaam aan kom ik opnieuw bij positieven en kan nog anderhalf uur goed afdalen. Het daglicht is intussen daar en ik zie onder ons wolken.
Om 7u30 zijn we terug in de hut. We zien rond dat uur de twee Ecuadoranen van de berg stappen, zij hebben de Wymper top op 6310 wel bereikt. Ik slaap de hele namiddag lang door en ik voel me s’avond alsof ik een enorme kater heb. Het is duidelijk dat ik enkele dingen over het hoofd heb gezien. De hevige sneeuw en wind zijn wel heel erg tekeer gaan. Ik was niet sterk genoeg om door te zetten maar een reuze ervaring op de ‘grote witte’ of de ‘slapende reus’ was het in ieder geval.
Werk
Het schooljaar eindigt de eerste week van juli. Na een half jaar Guamote prijs ik me gelukkig dat ik dankzij dit vrijwilligerswerk deze nieuwe wereld te zien kreeg. Vele mensen kunnen zich hier immers niet voorstellen hoe de wereld is waar ik vandaan kom. Het is een heel andere dimensie voor mensen die amper in het stadje Guamote komen, zelden naar de provinciehoofdstad komen en misschien nooit de hoofdstad zullen zien. Andere landen kent men van familieleden die emigreerden.
Het is niet altijd een lachertje geweest maar meer dan de moeite waard. Iedere school heeft haar eigen charmes (dat ondervond ik tijdens mijn middelbaar al). Maandagochtend is voor mij de meest intensieve van de hele week. Dan passeer ik in drie uur tijd in vier klassen met minstens honderd leerlingen. Mijn woorden ‘how are you’ worden na een half jaar nog steeds herhaald in plaats van een antwoord te geven alsof ik nieuwe woordenschat aanleer. Een job die veel voldoening geeft, leerkracht. Om half elf stormen de leerlingen naar het eetkraampje om met een ei, fruit, rijst of snoep tegen enkele tientjes de honger te stillen. Speeltijd betekent klimmen, ploeteren, de haren nat maken en niet te vergeten de drie voetbalwedstrijden die door elkaar heen in dezelfde twee doelen worden gespeeld. Een half uur later staat men in geen tijd terug in rijen om ter plaatse marcherend het volkslied van Guamote ter ere van de jeugd of het strijdlied van Simon Bolivar ter ere van Latijns-Amerika te scanderen. Anderhalf uur en een zestigtal leerlingen later gaat iedereen naar huis.
De overige ochtenden beginnen met een autorit waarbij de kofferbak dankbaar wordt ingenomen door mensen met spade of houweel of met levensmiddelen die het enige winkeltje van de gemeenschap bevoorraden. De auto moet uitwijken voor een kudde schapen, langs slapende varkens, etende koeien, zwaaiende mensen die het veld bewerken en iedere gelegenheid eren om de gebogen rug te rechten, steil omhoog, diepe putten, stromende rivieren, rokende vulkanen, geklop op de achteruit om de kooferbak te verlaten, even langszij komen om te betalen, “laat maar”, “Dios le paguen”/”God zal het u lonen”.
Na een altijd warm onthaal van de leerlingen gaan we naar het klaslokaal. De computerleraar en ik. We leerden kledij, fruit, dieren, werkwoorden, tellen en nog zo veel meer. Daarboven is het vaak zo koud dat de les over het lichaam aan de hand van ochtendgymnastiek gebeurde. De neus gaat er maar niet in want ‘No Sé’ betekent ‘ik weet het niet’.
In de les over de dagen en maanden vraag ik de leerlingen naar hun geboortedatum. "No Sé". Een leerling meent dat het elf september moet geweest zijn. De verassing is nog groter wanneer blijkt dat ze in 2001 geboren zijn. Ongeloof wanneer drie van de tien leerlingen op 9/11 zouden verjaren. Zouden de kinderen hun verjaardag niet kennen? En ook geen verjaardagsgeschenken krijgen? In de meest afgelegen gemeenschap staan twee leerkrachten in voor de hele school. Wanneer een van hen, tevens directeur, de leerlingenfiches uit de schuif haalt, blijkt dat er een leerling volgende week verjaart. De klas kijkt vol onbegrip maar de gelukkige vindt het best wel leuk. Net zoals iedereen het leuk vindt om eens twee andere leerkrachten te zien, voor Engels en computer.
Wanneer ik maandagochtend van mijn sokken wordt geblazen door dertig leerlingen waarvan er slechts vijf met de armen gekruist, hoofd vooruit, en lippen op mekaar naar mij kijken, zou ik het liefst een verdwijntruck toepassen. Een wijsheid zegt dat je altijd terugkrijgt wat je zelf verwezenlijkt. Toch ben ik tevreden dat er niet iemand zoals mezelf in dat klaslokaal zit. Sommigen komen wel aardig in de buurt. Desondanks weet ik nu al dat het een gemis gaat zijn zonder de vierhonderd in het blauw geklede bengels en honderdtal prinsen en prinsessen uit de schooltjes in de bergen, tijdens het weekeinde niets minder herders en herderinnen. Daarbij nog eens zestig volwassenen eens in het klaslokaal opnieuw tientallen jaren jonger. Meestal zijn dat arme landbouwers die zich bijscholen op zaterdag en daar in het Engels moeten leren spreken. Mijn jongste leerling is vijf jaar oud, de oudste heeft vier kleinkinderen. Ten slotte heb ik een negentigtal collegestudenten waarvan de helft af en toe de weg niet vindt naar het klaslokaal, de bus mist en om allerhande handigheden niet in de les geraken. ‘One year is enough’ (in een klaslokaal) denk ik nu, maar wie weet denk ik daar binnen drie maanden terug in België anders over.
Nu ga ik uitblazen op de Chimborazo vulkaan en nadien de oriente en de kust ontdekken... Aaaah vakantie
Het is niet altijd een lachertje geweest maar meer dan de moeite waard. Iedere school heeft haar eigen charmes (dat ondervond ik tijdens mijn middelbaar al). Maandagochtend is voor mij de meest intensieve van de hele week. Dan passeer ik in drie uur tijd in vier klassen met minstens honderd leerlingen. Mijn woorden ‘how are you’ worden na een half jaar nog steeds herhaald in plaats van een antwoord te geven alsof ik nieuwe woordenschat aanleer. Een job die veel voldoening geeft, leerkracht. Om half elf stormen de leerlingen naar het eetkraampje om met een ei, fruit, rijst of snoep tegen enkele tientjes de honger te stillen. Speeltijd betekent klimmen, ploeteren, de haren nat maken en niet te vergeten de drie voetbalwedstrijden die door elkaar heen in dezelfde twee doelen worden gespeeld. Een half uur later staat men in geen tijd terug in rijen om ter plaatse marcherend het volkslied van Guamote ter ere van de jeugd of het strijdlied van Simon Bolivar ter ere van Latijns-Amerika te scanderen. Anderhalf uur en een zestigtal leerlingen later gaat iedereen naar huis.
De overige ochtenden beginnen met een autorit waarbij de kofferbak dankbaar wordt ingenomen door mensen met spade of houweel of met levensmiddelen die het enige winkeltje van de gemeenschap bevoorraden. De auto moet uitwijken voor een kudde schapen, langs slapende varkens, etende koeien, zwaaiende mensen die het veld bewerken en iedere gelegenheid eren om de gebogen rug te rechten, steil omhoog, diepe putten, stromende rivieren, rokende vulkanen, geklop op de achteruit om de kooferbak te verlaten, even langszij komen om te betalen, “laat maar”, “Dios le paguen”/”God zal het u lonen”.
Na een altijd warm onthaal van de leerlingen gaan we naar het klaslokaal. De computerleraar en ik. We leerden kledij, fruit, dieren, werkwoorden, tellen en nog zo veel meer. Daarboven is het vaak zo koud dat de les over het lichaam aan de hand van ochtendgymnastiek gebeurde. De neus gaat er maar niet in want ‘No Sé’ betekent ‘ik weet het niet’.
In de les over de dagen en maanden vraag ik de leerlingen naar hun geboortedatum. "No Sé". Een leerling meent dat het elf september moet geweest zijn. De verassing is nog groter wanneer blijkt dat ze in 2001 geboren zijn. Ongeloof wanneer drie van de tien leerlingen op 9/11 zouden verjaren. Zouden de kinderen hun verjaardag niet kennen? En ook geen verjaardagsgeschenken krijgen? In de meest afgelegen gemeenschap staan twee leerkrachten in voor de hele school. Wanneer een van hen, tevens directeur, de leerlingenfiches uit de schuif haalt, blijkt dat er een leerling volgende week verjaart. De klas kijkt vol onbegrip maar de gelukkige vindt het best wel leuk. Net zoals iedereen het leuk vindt om eens twee andere leerkrachten te zien, voor Engels en computer.
Wanneer ik maandagochtend van mijn sokken wordt geblazen door dertig leerlingen waarvan er slechts vijf met de armen gekruist, hoofd vooruit, en lippen op mekaar naar mij kijken, zou ik het liefst een verdwijntruck toepassen. Een wijsheid zegt dat je altijd terugkrijgt wat je zelf verwezenlijkt. Toch ben ik tevreden dat er niet iemand zoals mezelf in dat klaslokaal zit. Sommigen komen wel aardig in de buurt. Desondanks weet ik nu al dat het een gemis gaat zijn zonder de vierhonderd in het blauw geklede bengels en honderdtal prinsen en prinsessen uit de schooltjes in de bergen, tijdens het weekeinde niets minder herders en herderinnen. Daarbij nog eens zestig volwassenen eens in het klaslokaal opnieuw tientallen jaren jonger. Meestal zijn dat arme landbouwers die zich bijscholen op zaterdag en daar in het Engels moeten leren spreken. Mijn jongste leerling is vijf jaar oud, de oudste heeft vier kleinkinderen. Ten slotte heb ik een negentigtal collegestudenten waarvan de helft af en toe de weg niet vindt naar het klaslokaal, de bus mist en om allerhande handigheden niet in de les geraken. ‘One year is enough’ (in een klaslokaal) denk ik nu, maar wie weet denk ik daar binnen drie maanden terug in België anders over.
Nu ga ik uitblazen op de Chimborazo vulkaan en nadien de oriente en de kust ontdekken... Aaaah vakantie
Abonneren op:
Posts (Atom)